Afstand is neergedaald tussen de dingen.
    Zij vormen geen geheel meer, en ook in
    Een mugjesdenken raken de gedachten
    Los van elkaar, of liever: ongehoorde
    Verbanden treden op de voorgrond, nemen
    Andere in zich op, en worden groter
    Dan ze ooit hadden mogen worden, hard
    En pijnlijk en te veel en ’t mugje zelf
    Is niet meer in zichzelf, geen onderscheid
    Is er meer tussen ’t dun en sprietig lijf
    Dat stil zit, en de monsters eromheen. 
 Dit is het wat de kluizenaars vanouds
    Zochten en vonden in de eenzaamheid
    En zelfuithongering waaraan zij zich
    Prijsgaven: opengaand voor dood en waarheid
    En zelf verdwalend in de nacht der dingen.
    De nacht der dingen is de zelfvervreemding
    Zowel van dingen als van wie ze dacht
    Te zien zoals ze zijn, en die niet wist
    Hoe als het avond wordt en het doorstaan
    Van wachtende ontijd onvermijdelijk,
    — Hoe alles dan gaat vloeien en verworden. 
 Wanneer niemand meer kijkt, niemand de dingen
    Meer onderwerpt aan zijn gebruik, ze noemt
    Bij name in een mensentaal, die vastlegt
    Wat zich kan voordoen in de wereld; als
    De dingen zijn alleengebleven, en
    Teruggegeven aan zichzelf, wat blijft
    Er dan? maar ook: wat kan er dan gebeuren
    Onder het oog van iemand die geen mens
    Meer heten mag, maar zelf bijna een ding
    Geworden met de dingen, losgeraakt
    Is van zichzelf en meegevoerd, waarheen? 
7
| ← | ↑ | → |