Een glansplek op een kast, niet eens veraf,
    Is warm en donzig drinken, en een voettocht
    Van uren zou een klein insect als dit
    Daar wel doen aankomen tenslotte. Maar
    Een mug kan niet eens lopen: als er een
    Ergens naar toe moet vliegt hij op en landt hij,
    En is dan elders, en misschien wel waar
    Hij heen wilde. — Wat doet hij dan met poten?
    Grijpen, zich schrap zetten, de volle huid 
    Waarop hij staat omhelzen, voorbereiden
    Op de doorboring en het diepe bloeden. 
 Lopen zou voor een mug een uitvinding
    Zijn van de eerste orde, en misschien
    Zijn honger, naderende dood en zo
    Wel toestanden die daartoe kunnen leiden —
    Alleen, een mugje dat al zo ver heen is
    Als dit, het kan in eigen koortsig denken
    Gedwongen zijn tot vondsten, maar die kan het
    Nu nooit meer uitproberen, in de wereld
    Leren aan anderen, en wèrklijk zien.
    — Zo ken ik mensen, momplend over straat
    Verdwaald in eigen waanzin, en vereenzaamd. — 
 Zoals sneeuw neerdaalt, wild, verwaaid, uiteen-
    Vliegend naar alle zijden, en geen sneeuwvlok
    Weet hoe hij deel is van het sneeuwen, zó
    Gaan mensen en dieren verloren, zó
    Onwetend ook van wat hen overkomt. —
    Een dier dat niet beweegt kent geen afstanden.
    Een mug die niet meer kan bewegen zal
    Afstanden moeten afleren; dat niets
    Meer verder weg is dan wat ook, maar zo
    Ook alles ineens lichtjaren verwijderd
    Van al het andere, en alles eiland. 
6
| ← | ↑ | → |