Wat als de ochtendzon hem terugvindt en
    Hij leeft nog? Het licht maakt de scheiding weer
    Tussen de wereld en hemzelf, de honger
    Wijst hem weer terug, en al het andere
    Is ineens dicht, vol duisternis, altijd
    Blijvende nacht. Mensen zijn schenners weer
    En uitgestotenen. Hoe kunnen zij
    Hun wezen overwinnen, en de wereld
    Wetens en willens en toch zonder schuld
    Opnemen in hun leven? Kan een mens
    Ooit iets lief hebben zonder het te schenden? 
 Ascese: het bepalen van de aandacht
    Tot het aanwezige, en met voorbijgaan
    Aan het eventuele. Een getuige
    Ziet af van eigen hoop en vrees, en wordt
    De ziel van wat hij ziet: buiten zichzelf
    En in de wereld leeft hij dan, de wereld
    Leeft in zijn plaats, en voor zich heen, zodat hij
    De dingen zien kan als ze zijn ook waar
    Geen woorden zijn, juist waar geen woorden zijn:
    De wil en houding, de vervuldheid en
    De kracht die daarvan uitgaat: heiligheid. 
 Misschien heeft hij het wel niet overleefd.
    Dan is zijn plaats natuurlijk ingenomen
    Door iemand die hem navolgde en zo
    De draad van zijn bestaan kon overnemen.
    Doet er niet toe. Hij is al opgestaan, 
    En weet weer waar hij heengaat. Vóór hem klimt
    De zon van ver hem tegen en de aarde
    Vouwt, diep van licht en schaduwen doorschoten,
    Zich open als een boek, leesbaar voor ieder
    Op eigen wijze, alles weerstandsloos
    Opgaand in ’t groot door god beoogd geheel. 
30
| ← | ↑ | → |