Over Antonius gaat het gerucht
    Dat hij nog in zijn eenzaamheid gereisd
    Zou hebben. Niemand kan dat nagaan; dus
    Zal slechts de hermeneutische methode
    Uitsluitsel bieden: door een eigensoortig
    Proces van Einfühlung vernemen wij
    Hoe hij eens, in de avond, weigerde
    De nacht weer af te wachten, en op weg ging,
    Oostwaarts, het donker tegemoet, en verder
    De ochtend ook die daarna komt en die
    Wat in de nacht gebeurd is niets laat zijn.
  
 Wat zoekt een heilige, die op de vlucht
    Voor wat hem toch zal overkomen zonder
    Nadenken lopend door de korte schemer
    Zich haast alsof hij weldra thuis zal zijn?
    Hij weet wel dat hij nooit meer thuis komt, en
    Dat hij de nacht niet zal kunnen ontlopen —
    Dat niemand, ook zijn god niet, hem beschermt
    Of hem zal zoeken waar hij is verdwaald;
    Is dàt dan wat hij wil: onvindbaar blijven 
    Voor god en duivel? Maar roept deze vlucht
    Niet juist de chaos op in hem, rondom hem? 
 Chaos is Satan, en maakt mensen tot
    Bezetenen — deze Antonius
    Vlucht naar zijn vijand in een overgave
    Die hem het laatste restje arme orde
    Dat hem nog overeind hield heeft doen los-
    Laten — struikelend als een blinde loopt hij
    Verder, steeds verder in ’t ondragelijke
    Donker, en telkens moet hij stilstaan, hij
    Verliest zijn richting, maar hij wil niet wachten
    Totdat het licht wordt, en zijn voeten zijn
    Gewond van ’t lopen op de scherpe stenen. 
28
| ← | ↑ | → |