Het Jesus-Movement

Transcriptie van een uitzending van de KRO-radio op Hilversum 2 op 23 oktober 1973.

door Jos Kunst en Jan Vriend (1973)

Dit is het derde van vier radioprogramma's door Jos Kunst en Jan Vriend in de serie 'Componist en Radio', uitgezonden door de KRO in oktober 1973. De vier programma's zijn:

  1. Anti-Strawinsky (9 oktober 1973)
  2. Frankrijk tussen de oorlogen (16 oktober 1973)
  3. Het 'Jesus Movement' (23 oktober 1973)
  4. Betekenis van muziek (30 oktober 1973)

Met dank aan Jan Vriend voor zijn toestemming tot opname van deze teksten.

KRO-omroeper: Het is kwart over acht, dit is de KRO met een stereofonische uitzending.

We vragen uw aandacht voor de derde van vier radiofonische montages van Jos Kunst en Jan Vriend in de dinsdagavondreeks 'Componist en Radio'. Na de vele kritiek in de twee vorige uitzendingen vraagt men zich waarschijnlijk af of er voor Jos Kunst en Jan Vriend dan helemaal geen goede muziek meer bestaat. Maar volgende week zal men, onder andere via muziek van Beethoven en Chopin, horen dat het er niet zó pessimistisch voorstaat. Vanavond echter stellen ze eerst nog een beweging in de hedendaagse kunst ter discussie, die ook de muziek heeft besmet.


(Muziek: Steve Reich, Piano Phase)

Kunst: (over de muziek heen gesproken) U hoort een muziekje. U vraagt zich af wat dat nou moet. Ik zal het u zeggen. Het dient als intro-muziekje en als eerste voorbeeld van een uitzending die zal handelen over wat wel het 'Jesus Movement' in de muziek mag heten. Ik zal die term uitleggen.

Er bestaan, of men daar nou gelukkig mee is of niet, religieuze behoeften. Er is ook, en ikzelf ben daar niet gelukkig mee, een enorme behoefte aan gemakkelijke en luie oplossingen voor allerlei moeilijke problemen. Dat vraagt om toverij. Om magie. Het Jesus Movement nu heeft voor de mensen die erin trappen, het enorme voordeel dat niet alleen hun religieuze behoeften worden bevredigd door een simpele act van adhesie, maar doordat het religieuze de neiging heeft alles te willen omvatten door alle ethische problemen langs magische weg op te lossen, is de overgave aan dat magische woord, aan de gemeenschap van Jesus People, eenvoudigweg voor alles genoeg. Abdicatie van de eigen identiteit: niet meer zichzelf hoeven te zijn, niet meer het eigen gezicht te moeten maken - regressie, achterover zinken, terug in de een of andere mystieke moederschoot, van alles af zijn. Er niet meer zijn ... zeker niet meer verantwoordelijk zijn. Hoe kan dat alles voor de muziek problemen opleveren? Luister maar.

(Steve Reich)

(over de muziek heen gesproken) Er bestaat een bepaald soort 'conceptual art', waarvoor ik alle sympathie heb. Dat is er een die enerzijds zich als begrijpelijk, verwerkbare kunst aandient, en anderzijds de verwerking, het begrijpen totaal blokkeert, en die op die manier paradoxale, onmogelijke situaties creëert, die je voor een ogenblik alle vaste grond onder je voeten wegneemt.

Een voorbeeld: ik heb hier een foto voor me, en op die foto, daar staan drie volkomen identieke plankjes. Onder die foto staat een tekst. De foto heet trouwens: 'Drie stukken hout' [jpg, 53K]. De stukken hout zijn genummerd, het ene is A, het tweede is B en het derde is C. Bij het onderschrift van de foto staat bij A: 'Is over een rivier gegooid', bij B: 'Deze hield ik in mijn hand, toen ik een vreemd geluid hoorde, dat van de kant van de zee kwam'. En bij houtje C staat: 'Dat lag bij me, terwijl ik dacht dat het zou gaan regenen'. Dat is heel vreemd, als je dan de foto bekijkt, want je kijkt naar die plankjes, je ziet geen enkel verschil, je weet dat ze verschillende geschiedenissen en daarmee verschillende betekenissen hebben. Er is een foto van: die foto die is toch genomen. En die foto die word mij nu getoond. En waarom nou in godsnaam die foto als er niets op te zien is van waar het om gaat. Dat is een heel vreemde situatie eigenlijk.

Nog een ander voorbeeld. Ook een foto. Met een onderschrift. De foto heet: 'Stuk voor vier verschillende smaken' [jpg, 38K]. Op die foto is er een ernstige jongeman die mij oplettend aankijkt. Dat is eigenlijk het enige wat er op de foto te zien is. Het onderschrift: 'Toen deze foto genomen werd, had ik vier verschillende sauzen in mijn mond'. Die jongen, die kijkt mij aan; hij kijkt heel ernstig. Met andere woorden, de situatie is er een van ernst. Ik kijk naar hem en ik zie niets van wat er in het onderschrift meegedeeld wordt. Ik moet dat maar geloven. Misschien heeft die jongen wel helemaal die vier verschillende sauzen niet in zijn mond. Misschien licht hij mij wel op. Maar van de andere kant, en dat is misschien nog veel verontrustender, misschien had hij die vier sauzen wel in zijn mond, toen de foto genomen werd. Dan zou er wel iets verschrikkelijks aan de hand zijn! Dit soort kunst, zou je kunnen zeggen, neemt je inderdaad alle vaste grond onder de voeten weg, omdat je geen referentiepunten hebt voor de betekenissen die aan de orde zijn.

Dit soort kunst geeft je op zichzelf tamelijk richtingloze oplazertjes, maar voor die oplazertjes ben ik al best te vinden. Nu heb ik eens horen beweren dat muziek, zoals u die zojuist hoorde, eigenlijk in dezelfde hoek zit. Dat is een misverstand. Deze muziek blokkeert niets, ze is van voor tot achter consumeerbaar. Kwestie van even doorbijten. Ze loopt als een machine. Er worden processen in in gang gezet die dan het verder wel 'alleen doen', als het ware zonder auteur, en een luisteraar die werkelijk met dit stuk meedenkt wordt opgepakt en meegenomen door die machinerie in een simpel, rustgevend mechanistisch universum, waarin pakweg drie dingen bestaan die allemaal zeker weten wat ze willen en het zullen krijgen ook.

Vreemd, en misschien wel conceptualistisch is dat de hoesteksten van Reich spreken over een soort navelstaardershypnose die van zijn muziek zou uitgaan. De muziek die u zojuist hoorde is van hem. Hij is dan kennelijk een beetje op de hippe mystieke flaptekstentoer en het is duidelijk dat als er met mystiek iets te doen is, iets te bereiken valt, dat dan een muziek als deze zich er in ieder geval veel te gemakkelijk van af maakt. Ook mystiek kost hard werken; deze muziek schijnt het je praktisch cadeau te willen doen. Het is dan ook typisch regressiemystiek; een universum met pakweg drie elementen kun je zo wel aan, dat wel. Het netto resultaat is een fascistoïde combinatie van luiheid en geweld, waarvan het eigenlijk zeer verontrustend is dat ze in de Duitse nieuwe-muziektempels met zoveel kracht is gepropageerd.

Een ander muziekje.

(Muziek: Terry Riley, A Rainbow in Curved Air)

Kunst: Muziek gebruikt sturingsprocessen, die van tijd tot tijd nogal ingewikkeld kunnen zijn en waarvan de praktijk van de cyclus componisten-uitvoerders-luisteraars altijd gegarandeerd heeft dat die processen altijd door mensenhersens meegedacht zouden worden. In de twintigste eeuw hebben velen toegang gekregen tot het stopcontact. Uit een stopcontact, dat is bekend, kun je kracht halen. De basgitaarspeler uit een popgroep hoeft zijn pink maar een beetje te bewegen en hij blaast zijn publiek de zaal uit als hij dat wil, of liever als zijn collega aan de potentiemeter dat wil. Natuurlijk is kracht uit het stopcontact resultaat van menselijke arbeid, alleen is het gekochte arbeid. De electriciteitsrekening wordt later wel betaald. Zodoende is het onzichtbare, verdonkeremaande arbeid, als je ermee omgaat alsof het stopcontact sowieso, vanzelf, langs magische weg stroom gaf, met andere woorden als je er geen adequate hoeveelheid van je eigen arbeid tegenoverstelt, tegenover die arbeid die nodig was om het stopcontact op te laden. Het is in ieder geval niet genoeg om de schakelaar van je tape-recorder om te zetten en zodoende de bandsnelheid te verdubbelen, zoals Riley dat hier doet. Een organist kan dan twee maal zo snel spelen als hij kan. Een wonder van de moderne techniek!

Het is te verwachten dat de wonderen van de moderne techniek in handen van luie mensen aanleiding zullen geven, speciaal ook in de elektronische hoek, tot stukken die techniek-verheerlijkend zullen werken, stukken waar een technologische glans van afstraalt. In eenvoudige termen komt het neer op een emancipatie van de machine, en dat leidt tot een soort leegloop van het denken: een machine denkt niet, in onze betekenis van het woord. En het is werkelijk verbazingwekkend en vooral beschamend om te horen wat een voorkeur er ook is voor de allerdomste procédés: herhalingen, vergalming – die vergalming die levert dan een glans op, een ruimtelijkheid als van een enorm glazen laboratorium, een plaats vol geheimen, wetenschappelijke geheimen, een magische plaats, géén werkplaats – periodiciteit, zeer langzame geleidelijke ontwikkelingen – och luistert u zelf maar. Het is zeer dom en zeer orenstrelend tegelijkertijd, en dat komt tegenwoordig verontrustend vaak voor.

(Muziek: Ralph Lundsten)

Kunst: Bij wijze van contrast en ook om dit programma, dat erg droevig is, wat energie in te pompen, een stuk waaraan hoorbaar hard gewerkt is.

Ook een elektronisch stuk, maar een uit de relatieve begintijd van de elektronica, het begin van de jaren vijftig. Een stuk ook waarin voortdurend een volwassen menselijk denken aan de orde is, een actief denken, dat voortdurend relevante openingen maakt en er gebruik van maakt zonder ze dicht te pleisteren. Varèses met de hand gemaakte elektronica. Hij heeft er in de allermoeilijkste omstandigheden aan gewerkt. Het heeft zeer lang geduurd voordat hij de plannen voor dit stuk heeft kunnen uitvoeren. Hij heeft lang alsmaar beurzen aangevraagd in Amerika om te proberen toegang te krijgen tot de machines die hij nodig had om zijn stuk te maken. En na de oorlog heeft hij dan eindelijk de kans gekregen. Het stuk is dan gemaakt kunnen worden dankzij een anonieme gift, die hij op een gegeven moment gekregen had. Hij kreeg namelijk van iemand, en ze hebben nooit kunnen vinden van wie die gift kwam, een tape-recorder. Daarmee is hij opnamen gaan maken, links en rechts in fabrieken enzovoort. Dat materiaal heeft hij dan later kunnen verwerken tot de elektronische muzieken die in 'Déserts' voorkomen. Nu dus Varèses met de hand gemaakte elektronica.

(Muziek: Varèse, Déserts)

Kunst: Om misverstanden te voorkomen, ik ben geen partizaan van ruwe geluiden tegenover zachte of gladde geluiden. Het is heel goed mogelijk om met ruwe geluiden ongelooflijk domme dingen te doen. Een voorbeeld daarvan wil ik ook even laten horen. Het is geïmproviseerde elektronische muziek, dat wil zeggen, het is geen zuivere elektronisch muziek, er zitten ook instrumenten bij, die voor een gedeelte elektronisch zijn vervormd.

Het is een geïmproviseerde elektronische muziek, maar jammer genoeg gaat de improvisatie, misschien mede door de massaliteit van de groep die de improvisatie pleegt, een soort massale mist in. Er komt een situatie uit, waarbij iedereen met zoveel mogelijk geweld de ruimte probeert te vullen en vol te proppen – als een soort grote deken stroomt de muziek door. Werkelijk zeer grof lawaai en zeer continu.

(Muziek: improvisatielawaai)

Kunst: Hierna, bij wijze van contrast weer, wil ik precies hetzelfde stuk van Varèse weer opnieuw laten horen. En waar ik u dan op wil wijzen dat is de mate waarin dit stuk van Varèse, dat in eerste instantie u misschien ruw in de oren klonk, een wonder van doeltreffende en eigenlijk echt fijnzinnige organisatie is, vergeleken bij de muziek die zojuist heeft geklonken.

(Muziek: voor de tweede maal Varèse)

Kunst: Ik heb het zojuist gehad, ook, over technologie en de soort mystieke functies die de technologie kan gaan vervullen. De technologie als een soort geheime plaats, waar de geheimen te vinden zijn die eigenlijk ons leven zullen bepalen. Ook een duidelijk fascistoïde idee.

Deze manier van denken is al eigenlijk al lang aanwezig – het is met name te vinden geweest in veel soorten science-fiction. Er werden ruimtereizen gemaakt in science-fiction, dat is bekend. De technologie was daar heel vaak iets – niet in alle science-fiction is dat zo, er bestaat betere en minder goede science-fiction – de technologie was in veel van die gevallen iets waaraan men zich overgeeft. Zoals men, bij wijze van spreken, achterover met de raket de ruimte in gaat. De computers doen al het werk en de astronaut heeft niets anders te doen dan zich mee te laten nemen en de machinerie zorgt wel dat hij ergens aankomt en de kosmos zorgt ervoor dat er iets is om te bekijken wanneer men aankomt.

Er wordt in science-fiction van een sfeer gebruik gemaakt, een sfeer neergezet, die eigenljk duidelijk een jongensboekensfeer is. En daaraan kun je ook heel veel van de regressie aflezen. Een jongensboekensfeer van een belofte van avontuur. Een belofte van avontuur, want eigenlijk is het een pseudo-avontuur, dat het dan wordt. Men zwelgt, zou je kunnen zeggen, in het idee van avontuur, in een soort toestand van avontuurlijkheid. Het boek is open, men is vertrokken en men zal nu dus ergens aankomen. Het is dan in de regel zo, dat als je zo'n boek doorleest, dat dan de avonturen dik tegenvallen. Die toestand van avontuurlijkheid, daar schijnt het dan inderdaad om begonnen te zijn. Eigenlijk is het begonnen om zo maar in de ruimte te zijn, op weg te zijn, meegedragen te worden. Daarvan is ook muziek gemaakt en met de modernere middelen kan dat allemaal weer veel glanzender en veel effectiever op de zieke, regressieve manier, waarover we het nu hebben, dan dat vroeger kon in de tijd van de pulp-science-fiction.

Maar eigenlijk is het stuk dat ik u nu wil laten horen, althans een gedeelte daaruit, een soort verlate reactie op de pulp-science-fiction uit de dertiger jaren. Het is een almaar voortgaan, wat in de muziek gebeurt. Een voortgedragen worden, een nergens ooit aankomen. Misschien zou je kunnen zeggen dat wij allemaal in een dergelijke toestand waren, toen we nog niet geboren waren. Nog in het moederlichaam, volkomen afgesloten van wat er in de werkelijkheid kan gebeuren, maar geheel en al opgenomen ergens in en voortdurend op weg, zonder dat ooit de vraag zich zou kunnen stellen waarheen men op weg zou zijn.

(Muziek: science-fiction muziek)

Kunst: Science-fiction. Dit gaat een half uur duren en gebeurtenissen in de eigenlijke zin van het woord zullen er niet optreden. Er zullen planeten zichtbaar worden, daar zal men dan weer langs gaan en dan zullen we weer verder gaan, en verder en verder en verder. Dit is de oude science-fiction, maar zelfs science-fiction vernieuwt zich en daarbij kunnen bijzonder droevige en ook bijzonder maffe dingen gebeuren. Zo is er bijvoorbeeld een trend in de nieuwere SF waarbij de zogenaamde 'outer space' vervangen wordt door de zogenaamde 'inner space'.

Ook in zichzelf kan de mens dus op avontuur uitgaan. Hij kan in zichzelf afdalen naar duistere diepten, en wat er dan gebeurt in de zogenaamde 'innner space', in de praktijk van de science fiction, dat is dat men inderdaad in de meest barre avonturen-romans uitkomt, gewoon 'cloak and dagger'-avonturen, zwaard en geheime mantels en weet ik wat niet, allerlei magische toestanden. Die 'innner space' is die is dan heel vaak ook verbonden (in de regel zelfs!) aan een soort goeroe-mystiek.. In die 'innner space' is de echte waarheid te vinden. De diepe gronden van de mensen worden erin doorpeild. Een soort eeuwige stilstand wordt erin benaderd en hier komen we dan ook in de buurt van andere elementen die in de nieuwe muziek gangbaar zijn, met name van de kant van Stockhausen, die één van de grootste vernieuwers is geweest van de nieuwe muziek.

Stockhausen is een vreemd geval. Ik wil daar nog even één ding over zeggen: het lijkt zo alsof er een grote breuk is in zijn activiteiten. Hij heeft in technisch opzicht heel veel vernieuwd (in de jaren 50), maar je zou ook een soort continuïteit aan het daglicht kunnen brengen in zijn activiteiten. Hij heeft zich namelijk ook in de jaren 50 eigenlijk nooit bezig gehouden met de mogelijke muzikale betekenissen, dus dat soort dingen die ons vandaag de dag met name interesseren. Wat hij deed, ook in de jaren 50 al, was het zich stellen van muzikaal-technische problemen, technologische problemen als u wil, en daar oplossingen voor aan de orde te stellen. Men kan dan achteraf vaak constateren dat zijn technologische probleem eigenlijk niet gaaf is opgelost, maar dat er toch wel goede muziek is ontstaan. Met name in de jaren 50 en begin van de jaren 60 heeft Stockhausen zeer goede muzieken geproduceerd. Het eigenlijk irrelevante van deze technologische problemen is dan in zijn latere ontwikkeling duidelijker aan de dag getreden, doordat hij dan inderdaad de 'innner space' induikt. Een werk waarin dat heel duidelijk gebeurt – wat hier in Nederland ook enig stof heeft doen opwaaien – dat is 'Stimmung'.

Vriend: Ja, dat is leuk, dat daar in Nederland stof over opgewaaid is, want ik zit hier met voor mij een vrij recente plaatuitgave van dit werk "Stimmung", waarvoor Stockhausen zelf de flaptekst heeft gemaakt, en waarbij hij, zie ik, zeer veel werk maakt van de beschrijving van allerlei prachtige uitvoeringen, die ervan geweest zijn. De Ur-aufführung vond plaats op 9 en 10 december 1968 in het Maison de la Radio foyer B, ORTF Paris, staat hier op de flaptekst, samen met het Centre Culturel Allemand – Goethe Institut – Groupe de récherche musicale de l'ORTF enzovoorts. En daar zet Stockhausen dan met nadruk nog achter dat Max Ernst met zijn dame daar op de eerste rij zat, Pierre Sourchinsky mit Marianne op de 7e rij en überhaupt was de zaal op beide avonden vol wonderbaarlijke mensen: "wunderbare Leute" – heerlijke mensen. Hij citeert nog een aantal van die prachtige omgevingen, waar het stuk uitgevoerd is. Het duurt in totaal 75 minuten, de zangers zitten in een kring en hebben een soort partituur voor zich waarop magische namen staan. Die magische namen zijn door een andere dame, in de tijd dat Stockhausen – dat zegt hij ook hier op de flaptekst – verliefd was op de schilderes Mary Bauermeister, door nog weer een andere dame samengesteld voor hem, en het stuk is dan in of meer ontstaan uit die sfeer van verliefdheid, die hem op dat moment bezat. Die magische namen zijn onder andere noodzakelijk om de zangers ertoe te bewegen dat, wanneer er een andere magische naam komt, de stemming van die zanger wat verandert en de muziek dus als het ware de geest van die magische naam over zich krijgt.

Die magische stemming, daar hangt Stockhausen bijzonder aan, want als je die opsommingen van die prachtige atmosferen en die geweldige prachtige gebouwen waarin de uitvoeringen allemaal hebben plaatsgevonden op een rijtje zet, dan komt daar ook die gestoorde uitvoering in 1969 in het Concertgebouw aan de orde. Daar zegt hij onder meer van, dat circa 12 provo's, zogenaamde links-radicale studenten, met kattengemiauw de uitvoering zo verschrikkelijk gestoord hadden, dat ze de uitvoering moesten onderbreken. Dit storende element zit hem bijzonder dwars, want zegt hij dan een stukje verder "in solcher Stimmung kann die 'Stimmung' nicht leben, geschweige denn das schnelle Flugschiff sein zum kosmischen und Göttlichen durch innere Verhaltenheit die es gewiss bei den drei Pariser Aufführungen (die volkommenste fand am 2. Juni 1969 in Théatre National Populair, Palais Chaillot, statt) gefunden hat."

U hoort het wel, ook al kent u niet zo verschrikkelijk goed Duits, dat de bedoeling is dat deze 'stemming' uitgevoerd wordt onder een groep mensen, die bereid is om volkomen kritiekloos dezelfde stemming te blijven proeven zonder dat er enigerlei storing of referentie naar iets anders dan wat het zogenaamde centrum van deze muziek zou moeten zijn, mag plaatsvinden.

(Muziek: Stockhausen, Stimmung)

Vriend: Een atmosfeer van gelijkgestemdheid dus, dat is de atmosfeer die Stockhausen zich gaarne wenst voor de uitvoering van dit stuk. Die gelijkgestemdheid is – denk ik – het gevaarlijke addertje waarmee we hier te doen hebben en Jos zei zojuist al in zijn praatje over de science fiction-literatuur, dat er zeer veel verschillende tendenzen in die science fiction bestaan. En daarop aansluitend heeft hij ook de opmerking gemaakt dat Stockhausen in zijn beginperiode van bijzonder veel talent getuigde in zeer veel werken.

En een soortgelijk figuur – daar moet ik plotseling even aan denken – vinden we in Frankrijk: Iannis Xenakis. Een man die wij allebei zeer achten in de mate waarin hij bijgedragen heeft tot allerlei vernieuwingen in de moderne muziek, en een aantal waanzinnig goede stukken geleverd heeft, die zegt ergens in een boek dat hij geschreven heeft over de technieken die hij gebruikt – u weet misschien dat Xenakis de man is die zeer veel wiskunde verwerkt bij de totstandkoming van zijn stukken, en daar dat boek hoofdzakelijk over geschreven heeft, over de manier waarop hij dat doet – dat hij droomt over een tijd waarin een aantal programma's geschreven kunnen worden, computerprogramma's, die dan uitgegeven kunnen worden en waar mensen als het ware mee kunnen spelen. Hij zegt dan zoiets van: "Dan kun je achteroverliggend in de fantasie de sonore ruimte binnenvaren en dan hoef je alleen nog maar een beetje aan de knoppen te draaien om de dingen een beetje te veranderen, om kleine afwijkingen te maken, kleine interrupties te maken en het weer op zijn pootjes terecht te laten komen"; alsof dat de lol is, of het doel is, waar we naar toe moeten.

Iets dergelijks vinden we ook bij Vasareli. Die heeft een boek heeft geschreven dat heet 'Plasticité'. In dat boek doet hij ook dergelijke voorstellen om computer-programma's samen te stellen en die dan over de aarde te verdelen, zodat mensen die daar zin in hebben en die zelf misschien niet zo verschrikkelijk creatief begaafd zijn, daar mee kunnen spelen, ze eventueel weer in een computer kunnen stoppen om er permutaties mee te kunnen maken, kleine veranderingetjes en het kunstwerk wat er dan uitkomt kunnen bewonderen. Kennelijk wordt er verondersteld van de mensen die dergelijke spelletjes gaan doen dat ze een groot vertrouwen hebben in de samenstellers van die programma's. En ik denk dat daar precies het addertje, de moeilijkheid, bij het beoordelen van deze dingen steekt.

Kunst: Ze stellen zich absoluut geen enkele vraag over de relevantie van die programma's. Die programma's zijn samenhangend, ze zijn als het ware mooi op zichzelf, zijn daarom ook eeuwig mooi. Zeer classicistische implicaties zitten daarin. Ze gaan er impliciet van uit dat schilderkunst, in dit geval, helemaal geen rol kan spelen. Dat het eigenlijk alleen maar bestemd is om als oogstreling aan de wand te hangen en dan verder helemaal geen functie kan hebben.

Vriend: Het klinkt ook alsof er in de wereld totaal niets anders gebeurt, of overal de ruimte en de gemeenschap van mensen maar even geschikt is om dit soort vrijblijvende dingetjes te doen.

(Muziek: Györgi Ligeti, 'Lontano' voor groot orkest)

Vriend: (over de muziek heen gesproken) Voorzichtig! Consideratie met de luisteraar. De luisteraar is uit. Hij zit in zijn prachtige fauteuil, in het Concertgebouw bijvoorbeeld, en de componist is daar om hem de zorgen van het leven eventjes te doen vergeten en in een heerlijke atmosfeer van geparfumeerde en prachtig continu over elkaar lopende geluiden, te helpen een beetje in te slapen, een beetje te vergeten. Het is als het ware een beetje opium. Deze componist, Ligeti, is een componist die ook toegang heeft tot het Concertgebouw. Een moderne componist die op hoog niveau gewaardeerd wordt om zijn speciale techniek om prachtige ragfijne geluidjes te maken. Er zit hier een groot orkest bij elkaar. Een orkest is, zoals u weet, een verzameling van alle mogelijke individuen die daar zitten te werken en wat is uiteindelijk het resultaat van dit werk? De individuele inzet van iedere speler wordt gemassificeerd tot één grote brij, een grote wolk, een groot parfum van gelukzaligheid, waarin we dan maar gevraagd worden te geloven.

Kunst: (over de muziek heen gesproken) Het is ook een droomstuk, het is ook veraf. De titel is 'Lontano', we zijn ver als we naar dit stuk luisteren.

(Ligeti)

Vriend: (over de muziek heen gesproken) Hebben luisteraars dan geen hersenen, zou je haast zeggen. Een bizarre veronderstelling.

(fade-out Ligeti)

Kunst: We hebben vanavond een heel aantal stukken gehoord en we zijn nog niet aan het eind van ons Latijn. We hebben nogal negatief geoordeeld over bijna al die stukken en je zou je de vraag kunnen stellen: hoe is allemaal mogelijk, dat dat gebeurt. Nu is het zo, dat de alfa-bezigheden, waaronder het omgaan met betekenissystemen valt, dus de activiteiten binnen de zogenaamde humaniora, daar is eigenlijk maar één duidelijke controle-situatie altijd op geweest, en dat is dat er veel mensen bij betrokken waren. Dat veel hersens zich er mee bezighielden. Dat er organische computers parallel geschakeld waren en het product controleerden.

Misschien dat één van de oorzaken van de wantoestanden die vandaag de dag aan de hand zijn te vinden is in het feit dat er zich gewoon te weinig mensen mee bezig houden. Het isolement van de zogenaamde kunstmuziek, dus. Daar zou je dan remedies voor moeten kunnen vinden. Er worden een hele hoop remedies voorgesteld, die er in onze ogen in ieder geval geen zijn.

Een voorbeeld: we kunnen proberen muziek te populariseren. Daarbij moet je dan wel één ding zeggen. Kijk: als ik iets aan mensen wil aanbieden – en dat kan eventueel vanuit een warm hart zijn en vanuit werkelijke nood om de medemens, enzovoort – wanneer ik iets aan iemand wil aanbieden, wanneer ik een bewapening wil aanbieden, wat heb ik er dan aan wanneer ik dat wapen eerst kapot maak en ik bied hem dan de stukken aan? Dat is iets wat veel gebeurt. Heel vaak is het zo dat er muziek aan mensen wordt aangeboden, dat er pogingen worden gedaan muziek te populariseren, terwijl de muziek eigenlijk helemaal kapot gemaakt wordt tijdens of vóór dat aanbieden ervan. Muziek wordt teruggebracht tot de meest primitieve gebarenmakerij, en het enige wat er dan mogelijkerwijs uit kan komen, zijn de meest elementaire toestanden – zoals we daar ook vanavond een voorbeeld van hebben gehoord, tijdens de improvisatie van die enorme groep, waar dus eigenlijk alleen maar stennis, zou je kunnen zeggen, uitkomt.

Democratiseren van de muziek is nodig maar democratiseren van de muziek zal in ieder geval moeilijk zijn, er zal heel wat werk voor verricht moeten worden en we moeten niet denken dat we dat met zo weinig kosten kunnen. Daarmee zijn we dan ook eigenlijk weet terug bij het hoofdmotief van deze uitzending: denken dat we alles met zeer weinig kosten, met zeer weinig arbeid zullen kunnen, dat is al weer iets van het Jesus Movement – wat wij Jesus Movement genoemd hebben. Dat is eigenlijk dus, zou je kunnen zeggen, een heel breed verschijnsel dat zich op heel veel fronten afspeelt en dat je op de meest onverwachte hoeken weer tegen het lijf loopt. We kunnen ons daar niet genoeg tegen wapenen.

Vriend: Een van de vormen van democratisering van muziek die tegenwoordig vaak toegepast wordt, is het geloof, dat wanneer je met een heleboel mensen in één ruimte maar hetzelfde doet, dat dat op zichzelf al voldoende is om een soort band te creëeren tussen productie en degenen voor wie die productie bestemd is. Dat geloof moet natuurlijk ten zeerste betwijfeld worden. De aard van die band, het genuanceerde contact dat je toch wenst met mensen, dat moet toch ook tot stand gebracht worden door een behoorlijk rijk patroon van dingen die je te bieden hebt in ieder geval. En als je zulke concerten meemaakt en je ziet dan dat mensen de meest onbenullige dingetjes doen om een beetje muziek te maken: op belletjes rinkelen en in hun handjes klappen en een beetje sisgeluidjes maken, dan vraag je je af waarom de mensen niet in opstand komen tegen de noodzaak om activiteiten te verrichten die eigenlijk alleen maar tot ver voor de kindertijd mogelijk waren, die je dan althans nog kan tolereren.

We gaan u nu een stuk muziek laten horen dat op een andere manier probeert om aansluiting te vinden bij de massa en dat doet door een aantal kenmerken van muziek, die die zogeheten massa zou kennen, toe te passen.

Veel mensen kennen in ieder geval het verschijnsel van de popmuziek. Er zijn een aantal ontwikkelingen in de popmuziek, en er zijn een aantal soorten in te onderscheiden – maar er zijn een aantal grove kenmerken die je voortdurend overal hoort terugkomen, en die door het vaak laten horen ervan als patronen vastgebeiteld zitten in de mensen en waar je zeer gemakkelijk op kunt inhaken. Het is onze grote vraag of dit de weg is die je moet bewandelen om mensen een gedifferentieerder luistermechanisme bij te brengen, waarmee ze ten eerste veel meer en veel gedifferentieerder van muziek zouden kunnen genieten en dat ten tweede (een bijkomstigheid, maar een zeer belangrijke naar onze mening) ook veel meer stof zou kunnen opleveren voor volwassen denkvaardigheid. Het stuk is 'Thema' van Peter Schat. U zult horen dat het duidelijk inhaakt op een aantal dingen die in de pop gebeuren: voortdurend de hobo-solo, die vrijwel in het hele stuk niets anders doet dan die snelle figuurtjes herhalen, die u in het begin zult horen, en het orkest dat voortdurend op keurige afstanden de zogenaamd fel-ritmische interrupties maakt, die dan met de felheid van de hobo-solo te maken zouden hebben. Er komt nog bij dat in dit stuk ook gebruik wordt gemaakt van elektronische apparatuur. Een paar instrumenten worden versterkt, onder andere is de hobo-solo versterkt met een contactmicrofoon, zodat ook het moderne klankje van de elektronica er nog een beetje versierend bijkomt – kortom, u moet maar even luisteren naar deze muziek. U zult het herkennen.

Kunst: Nog één ding: ik geloof dat je één van de belangrijkste drijfveren van Peter Schat om dit stuk zo te maken en te presenteren, nog weg hebt gelaten, namelijk een duidelijke behoefte om zich te solidariseren met de onderdrukten, de mensen voor wie dit type muziek eigenljk dagelijks voer is. En daarbij doet zich weer een ander probleem voor. Zich solidariseren met de onderdrukten is inderdaad nodig. Maar zich solidariseren kan eigenlijk niet via een gebaar. Hoe kan dat dan wel, kun je je afvragen. Als de Hoogovens-arbeiders staken dan zou je je met hen moeten solidariseren. Maar dat kun je eigenlijk alleen maar op een adequate manier doen door hard daar aan te werken. Door op één of andere manier deel te krijgen aan hun productieprocessen: door op één of andere manier zelf een productieproces te ontwikkelen, dat duidelijk op het hunne aansluit, met het hunne parallel loopt, op het hunne inspeelt.

Je kunt je niet solidariseren via een gebaar alleen, en je kunt je in geen geval solidariseren door je eigen productie-processen, je eigen arbeid te verminderen en het enige wat ervan overblijft een gebaar te laten zijn in de richting van een groep mensen.

Vriend: Het aspect Jesus-Movement, dat naar onze mening ook in deze muziek zit,dat is het feit dat je toch de hele problematiek weer legt in een zeer gemakkelijke bedding van allesomvattende solidariteit, waarin de problemen als het ware vanzelf zouden moeten oplossen. De problemen worden hier niet mee opgelost, maar ze worden tijdelijk afgeschoven, naar onze mening.

Kunst: Het is ook niet voor niets, uiteindelijk, dat de arbeiders, in heel veel gevallen, geweigerd hebben om de solidariteit van de studenten, bijvoorbeeld, te accepteren. Het niveau van hun gelijk was veel hoger, eigenlijk, dan het niveau van het gelijk van de studenten. Van de studenten is het begrijpelijk dat ze zich willen solidariseren. Ze hadden dus hun soort gelijk. Maar de arbeiders hadden een groter gelijk, of een gelijk van een beter niveau, met die solidariteit van die studenten te weigeren. Er waren geen adequate productieprocessen bij betrokken. Het was eigenlijk maar een soort nep.

(Muziek: Peter Schat, Thema)